Diagnose
Vaak wordt er bij de eerste symptomen niet meteen aan dementie gedacht. Uit onderzoek is gebleken dat in 45% van de gevallen eerst een verkeerde diagnose werd gesteld waaronder een depressie, burn-out of stress. Het uitblijven van de juiste diagnose kan veel problemen met zich meebrengen en heeft een grote impact op de patiƫnt zelf en het gezin. Daarom is het van belang dat de diagnose zo vroeg mogelijk gesteld wordt zodat andere aandoeningen uitgesloten kunnen worden en dat er zo snel mogelijk gestart kan worden met het plannen van de zorg.
Hoe wordt de diagnose gesteld?
Nadat een huisarts de voorlopige diagnose heeft gesteld zal hij vaak verwijzen naar een specialistische instelling, zoals een geheugenpolikliniek. Hier wordt de diagnose bevestigd en vastgesteld om welke vorm van dementie het gaat. De werkwijze verschilt per instelling, maar over het algemeen zal er uitgebreid lichamelijk, psychologisch en sociaal onderzoek plaatsvinden.
Het diagnostische proces is vaak vrij uitgebreid en bestaat uit verschillende onderdelen zoals:
- Een anamnese: uitgebreid gesprek met de persoon, de mantelzorger en eventuele anderen.
- Bloedonderzoek: om uit te sluiten dat vitaminetekort, bloedarmoede, suikerziekte of ziekten aan organen zoals de schildklier, de nieren of de lever de oorzaak van de klachten zijn.
- Neurologisch onderzoek: hierbij wordt de werking van het zenuwstelsel onderzocht. Er wordt o.a. gekeken naar de reflexen, de kracht, de lichamelijke gevoeligheid, het looppatroon en het evenwicht.
- Neuropsychologisch onderzoek: een gesprek met een psycholoog waarbij door middel van allerlei testen bepaalde cognitieve functies van de hersenen onderzocht worden; zoals het geheugen, de aandacht en de taalfuncties.
- Een lumbaalpunctie: via een ruggenprik wordt hersenvocht afgenomen. Dit vocht zit om je hersenen en ruggenmerg. De samenstelling van het hersenvocht kan veranderen wanneer er sprake is van een aandoening en kan zo bijdragen aan de diagnose van de ziekte van Alzheimer.
- Beeldvormend onderzoek
- Structurele beeldvorming (MRI of CT): hierbij worden een soort foto's van de hersenen gemaakt en kunnen bijvoorbeeld veranderingen of aandoeningen in de hersenen worden opgespoord. Doel is vooral om onderliggende aandoeningen van de hersenen uit te sluiten, zoals bloedingen, tumoren, ontstekingen. Ook kunnen hierbij aanwijzingen gevonden worden voor een specifieke dementie-diagnose.
- Functionele beeldvorming (SPECT of PET): hierbij worden licht radioactieve stoffen ingespoten in een ader, waardoor in de hersenen de radioactiviteit gemeten kan worden. Deze activiteit is vooral te zien in de actieve delen van de hersenen en minder in de hersendelen die verminderd functioneren. Deze methode kan bijdragen aan de diagnosestelling.
Er kan enige tijd overheen gaan voordat de uitslag van alle onderzoeken bekend is. De diagnose wordt meestal in een gesprek met de behandelend arts of een andere hulpverlener van de specialistische instelling meegedeeld. De huisarts krijgt de gegevens van het onderzoek. Daarna zal besproken worden wat de mogelijkheden voor behandeling en begeleiding zijn.
Meer info:
TV Limburg, Dementie op jonge leeftijd - 19 dec 2010